Ik weet nog hoe ik als kind over de half bevroren sloot schaatste… Ik dacht niet aan wat onder het laagje ijs lag. Ook niet toen ik besloot onder de bruggetjes door te glijden. Hoofdje naar beneden, knietjes gebogen en hoppa, daar ging ik… Naar de andere kant. Terwijl ieder ander ietwat onhandig om het bruggetje heen aan het klunen was.
Dat klunen duurde mij te lang. Zo eigenwijs als ik was, zocht ik zonder het te beseffen liever de gevaren op. Geen haar op mijn hoofd die er nu aan denkt om over een onzichtbaar wak te schaatsen. Want dat was het, daar onder zo’n bruggetje, daar lag een dun laagje ijs met slootwater eroverheen. Niet sterk genoeg om schaatsers te tillen… Maar het kon mijn gewicht wel aan, dat wist ik zeker.
“Dit is vragen om problemen”
Elke keer deed ik het weer. Nooit is me iets overkomen. Zo zorgeloos en avontuurlijk als ik was, zo zou ik nu wel weer willen zijn. Toch is het verstandige, het gevoel van “dit is vragen om problemen” met een reden bij mij naar binnen geslopen. Ik werd ouder en wijzer… Ja, ergens was dat een wonder. Ik besefte opeens dat het gigantisch mis had kunnen gaan.
Ik ben tegenwoordig meer alert, herken meer gevaren. Dat is soms heel fijn. Zo doe ik geen domme dingen meer, zoals over een misschien-toch-wel-zichtbaar-soort-van-wak heen schaatsen. Ik weet nu daarentegen ook zeker dat het laagje ijs mijn gewicht niet meer kan tillen. Al heb ik überhaupt in geen jaren meer hier ergens in de buitenlucht kunnen schaatsen…
Besef dat ik geen kind meer ben…
Tot dit jaar. Ik kon nog net een paar van die witte – tegenwoordig van stevig plastic – kunstschaatsen in mijn maat bemachtigen. Ik had niet veel keuze, maar nam genoegen met een paar waar ik alleen dunne sokken bij kan aantrekken. Gelukkig maakt het leuke bontje de warmte helemaal goed. En ik lees dat ik met dikke sokken minder grip zou hebben.
‘Goed gedaan dus, Dee,’ zeg ik tegen mezelf. Dan wordt het kouder en kouder en het vriest behoorlijk. De schaatsbaan bij Zevenhuizen is ondertussen geopend. Als een blije pup ga ik daar heen. Vlak voordat ik bij het ijs ben, schieten er gedachten door mijn hoofd: ‘Wat als ik niet meer kan schaatsen? Wat als ik keihard val? Wat als ik…’ Ja, ik besef dat ik geen kind meer ben.
Ik zakte erdoorheen. Meerdere malen.
Dan zie ik die kinderen op het ijs. De een aan de hand van pap of mam, de ander duwt een stoel voort en weer een kind valt en staat, valt en staat… Maar allemaal met een lach op hun gezicht. Ze vinden het geweldig, dat ze over het ijs kunnen glijden. Ik denk terug aan hoe ik als klein meisje mijn hoge rijlaarzen aantrok. Aan de hand van mijn zus of buurmeisje ging ik op het ijs staan.
Ik hoorde het ijs soms kraken. Dan was het al te laat. Ik zakte erdoorheen. Meerdere malen. Mijn laarzen werden nat. Dat was het dan ook. Toch bleef ik het proberen als ik een laagje ijs op de sloot zag liggen. Net zolang totdat ik op het ijs kon blijven staan. Nu besef ik het dan ook, die kinderen hier op het ijs denken niet: ‘Wat als ik val…’ Ze denken: ‘Wat als het lukt!’
Schaats voor schaats…
Met die gedachte trek ik mijn nieuwe schaatsen aan. Tijd voor een nieuw avontuur. Een avontuur, zonder zorgen. Als een eend waggel ik van het bankje naar het ijs. Gewiebel, gewiebel… Schaats voor schaats… En dan glij ik met die ijzers over het ijs. De wind waait hard, maar ik weet vooruit te komen, nog best snel. De andere kant op, is het wind mee.
‘Wat ga ik hard!’ ‘Stel je voor dat ik zou vallen… Ojee, ik ga wel heel erg hard… Hellup….’ gaat er door mij heen. Nee, ik gebruik nog steeds de remmen niet, terwijl ze met een reden aan die ijzers zitten. Als kind was dat al iets wat ik niet durfde te gebruiken. Dan moest ik mijn voet optillen en naar voren buigen… Eng. Ja, dat vond ik eng. Maar dat was dan ook het enige.
Maar ach, ik was een kind
Nu durf ik al helemaal die remmen niet meer te gebruiken. Gelukkig maak ik vertraging door wat te zigzaggen op de baan. Ik voel me vrij en zorgeloos. Ik vind het wel prachtig om te zien hoe al die kindjes vallen en opstaan. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Misschien is dat het ook wel… Normaal. Als kind viel ik ook toen ik voor het eerst op schaatsen stond.
Ik viel, ik stond, ik viel, ik stond. Totdat ik kon schaatsen. Toen begon ik het avontuur op te zoeken. Oké, ik geef toe dat die slootjes niet heel diep waren. Toch zocht ik graag grenzen op… Wat was ik als kind toch een waaghals. Maar ach, ik was een kind.
Liefs,
Geef een reactie