– Gebaseerd op een waargebeurd verhaal – Nee, ze wil niet. Ze voelt de tranen in haar ogen prikken. Ze durft nauwelijks te slikken, bang om zich te laten kennen. Bep gebaart naar de stoel aan het einde van de kamer, ze mag gaan zitten. ‘Daar zit je dan, hé,’ zegt de verpleegster werkend op de Afdeling Poliklinische Oncologie.
‘Alsjeblieft, houd je bek!’ wil ze het liefst schreeuwen, maar ze zwijgt.
‘Gaat het wel?’ Bep loopt naar haar toe. Op haar hurken bukt ze voor Melissa. Wat denkt zij wel? Oké, Ze heeft het zelf waarschijnlijk niet eens door. Het lijkt Melissa zelf ook een moeilijke opgave om met kankerpatiënten om te gaan. Elke patiënt is anders, voelt zich anders en gaat anders met zijn ziekte en de behandelingen om. Bep bedoelt het vast goed. Haar rossige golvende haren laten haar gezicht in elk geval vriendelijk lachen.
‘Het is niet leuk, hé? De eerste keer is eng, daarna wordt het beter,’ zegt Bep geruststellend.
Ze laat haar tranen stromen.
‘Je zit er zeker tegenop?’ vraagt ze.
‘Joh!’ snauwt Melissa. Ze kijkt met een rood hoofd de andere kant op. Haar handen liggen onder een Hotpack, ze dacht dat deze dingen alleen als Icepack bestonden. Alsof ze het nog niet warm genoeg heeft. Ze voelt een brok in haar keel. Waarom is haar vriend er nu niet? Alleen hij kan haar rustig maken. Ze begrijpt ook wel dat hij niet elke dag vrij voor haar kan nemen, dat moet ze maar accepteren. Gelukkig kan haar moeder vandaag aanwezig zijn. Ze kijkt naar de ring om haar vinger, haar ketting kan ze even niet dragen door de wond van de biopsie. Met haar duim strijkt ze over de ring, zo heeft ze toch het gevoel dat hij bij haar is.
‘Waarom heb je niet gezegd dat ik iets mee moest nemen om te doen?’ verwijt ze moeder.
‘Ik heb er niet aan gedacht, sorry,’ antwoordt zij.
Melissa weet heel goed dat het niet de schuld van haar moeder is, ze had er zelf aan moeten denken. Bep zei het nog gister tijdens de voorlichting: ‘Je mag gerust een boek, tijdschrift, Ipad of iets anders meenemen gedurende de uren dat je aan het infuus zit.’
Dom, dat ze dat totaal vergeten is. Ze wil helemaal niet boos of geïrriteerd zijn, misschien ligt het niet aan de situatie maar aan het feit dat het nog vroeg in de ochtend is. Ze had thuis niet veel tijd om zich klaar te maken. Vlak voordat ze met moeder naar het ziekenhuis vertrok, lag ze nog op bed. Ze wilde niet, ze was bang. De angst overvalt haar nog steeds. Ze voelt hoe Bep het infuus in haar hand aanbrengt. De naald is volgens haar wel vijf keer zo dik als de naald waarmee ze bloedprikken. Haar maag keert zich om, haar gezicht trekt wit weg.
‘Wel blijven ademen!’ waarschuwt Bep zodra ze merkt dat Melissa geen kleur meer in haar gezicht heeft.
Ze schrikt, ze had zelf niet eens door dat ze haar adem inhield. Met haar vingers glijdt ze speels door haar blonde haren.
Een kale man met brede schouders komt aangelopen. ‘Hallo, ik ben Ron’ en hij geeft een stevige hand.
‘Wat is je geboortedatum?’ vraagt Bep.
‘4 september, 1995.’
Ze knikken. Met zijn tweeën controleren ze alle gegevens. Vervolgens loopt ROn naar een patiënt bij wie een apparaat begint te piepen.
Bep vertelt: ‘Ik spuit eerst een medicijn tegen de misselijkheid in het infuus. Dat kan even gek voelen bij je uhh… vagina. Het kan een beetje kriebelen, jeuken. Ik zeg het maar, niet dat je dan denkt van “Hey, is dit de bedoeling?”’
Na een paar minuten begint het apparaat te piepen. ‘Ik zet hem even op spoelen. Zo wordt de lijn weer schoon. Daarna hangen we de Adriamycine eraan,’ vertelt ze.
‘Oké.’ Melissa staart voor zich uit richting het grote raam. Ze heeft geen idee wat die term betekent, het kan haar weinig schelen. Het is geen lekker weer buiten, de wolken waaien voorbij. De zonneschermen zijn opgetrokken, toch hoort ze ze af en toe klapperen.
‘Ik kijk beneden even voor een tijdschrift,’ zegt moeder en ze vertrekt.
Melissa is blij dat ze haar mobiel en oordoppen op het laatste moment van de keukentafel weggriste. Hopelijk kan ze hiermee het pompende geluid van het infuus dempen. Ze zet het album Divide op en sluit even haar ogen totdat ze weer gepiep hoort. Het eerste zakje wordt aangesloten: ‘Deze hand mag je nu even niet meer bewegen.’
Moeder komt aangelopen met de Flow in haar ene hand en een papieren zakje in haar andere hand: ‘Heb je trek in een gevulde koek?’
Melissa knikt. Ze voelt een akelige steek in haar arm. Moeder haalt Bep erbij.
‘Dan zetten we hem iets lager. De vloeistof wordt verdund, dan neemt je bloed het iets makkelijker op.’
De steek verdwijnt. Melissa zet het volume van de muziek iets harder, maar het pompen blijft ze horen. Wat een naar geluid. Ze probeert zich meer op de instrumenten en de tekst te focussen, het werkt. Ze geniet van de rust die zich in haar hoofd begeeft en kan zich op het tijdschrift concentreren. Ze kan het alleen niet laten om na elk nummer op de klok te kijken. Het lijkt alsof de tijd stilstaat. Een seconde voelt als een minuut, een minuut voelt als een uur en een uur voelt als een eeuwigheid. Zodra het apparaat weer begint te piepen, vraagt ze of ze naar het toilet mag. Ze is al iemand met een zwakke blaas, met zoveel vloeistof erbij moet ze helemaal hoognodig.
Strompelend loopt ze met het apparaat voor zich uitduwend naar het patiëntentoilet, de gasten hebben een aparte. Onhandig wurmt ze zich naar binnen en doet de deur met een hand op slot. Dat lucht op. Als ze haar handen wast ziet ze in de spiegel hoe bleek ze is. Ze wendt haar blik af, droogt haar handen met een papieren doek en strompelt terug naar haar stoel. Bep steekt de stekker weer in het apparaat en hangt de Bleomycine op.
Zwijgend loopt ze naast moeder naar de parkeergarage. Ze komt niet snel vooruit, de steken in haar buik branden als een laaiend vuur. Voetje voor voetje bereikt ze de ingang van de lift. Traplopen lukt nog niet. Het zweet voelt ze over heel haar lichaam zwemmen. De leren stoel maakte het extra plakkerig. In de auto krijgt ze het nog warmer en voelt ze de misselijkheid weer opzetten. Gelukkig is het maar vijf minuten rijden. Bij moeder thuis gaat ze op de bank liggen. Haar maag knort. Ze moet iets eten, al is het om deze hongermisselijkheid te doen stillen. Ze grabbelt een zak chips uit de voorraadkast en vreet deze in een zucht leeg. Het idee dat ze nog nooit eerder een volle zak chips in haar eentje heeft kunnen leegeten, interesseert haar niet. De pijn in haar arm verdwijnt langzaam. Het laatste zakje met Dacarbazine gaf haar zoveel steken dat ze het bijna niet kon uithouden. Ze dacht werkelijk dat haar bloedvaten uit elkaar zouden spatten. Het was moeilijk om haar arm stil te houden. Ze deed het toch, voor haar eigen bestwil. Daar heeft ze geen spijt van. Ze weet heel goed waarvoor ze het allemaal doet. Ze heeft geen keuze, ze kan niet anders. Ze moet pijnlijden, maar dan heeft ze een mogelijkheid om langer te blijven leven. Toch kan ze nog steeds niet geloven dat dit haar overkomt, ze hoopt dat ze elk moment wakker schrikt uit een nachtmerrie.
‘Ik ga boodschappen doen. Wat wil je eten vanavond?’ vraagt moeder.
‘Iets van pasta?’ antwoordt ze.
‘Heb je daar trek in?’
‘Ja… Anders zou ik het niet zeggen.’
‘Oké. Dan ga ik pasta halen.’
Ze voelt haar ogen zwaar worden, ze sluit ze. Ze kan niet meer denken, alleen toegeven aan haar moeheid. Wanneer moeder weer thuiskomt, schrikt Melissa wakker. De moeheid is iets gezakt. Ze komt overeind en wacht totdat de zwarte vlekken voor haar ogen verdwijnen. Ze voelt zich een stuk beter, de steken zijn sterk afgenomen. Slaat de chemo zo snel aan?
Dit korte verhaal is zomaar een voorbeeldhoofdstuk uit het boek dat ik aan het schrijven ben, gebaseerd op een waargebeurd verhaal: mijn verhaal. Het verhaal kan dus afwijken van de werkelijkheid, maar de boodschap blijft hetzelfde. Inmiddels ben ik zelf schoon van kanker, maar ik hoop door middel van mijn verhaal anderen (of degene nou zelf kanker moet overwinnen of een vriend ziet strijden) te kunnen helpen.
Liefs,
Geef een reactie