Ben je net begonnen met fotografie of lijkt het je gaaf om ermee te beginnen, maar heb je geen flauw idee waar je moet beginnen? Hier een paar handige tips om te gebruiken (met een spiegelreflexcamera):
- Onderwerp:
Kies een onderwerp. Denk na over wat je wil fotograferen en welke boodschap je hiermee wil vertellen. - Perspectief:
Kies bij het onderwerp een aansluitend perspectief of kader. Het mooiste is om bij mensen en dieren op ooghoogte van de persoon/dier te fotograferen. Dus als je een kikker wil fotograferen, doe dit dan vanaf de grond en niet van bovenaf (ooghoogte van de kikker!). Dit zelfde geldt voor een persoon die op de bank zit, zorg dat je camera zich op dezelfde hoogte als de ogen van de persoon bevindt. (Tenzij de bedoeling anders is, dan is het bijvoorbeeld ook mooi om mensen die op straat lopen vanaf een kelderraamhoogte te fotograferen) - Focus:
Leg de focus vast op het onderwerp. Dit is dus ook het stukje van de foto dat scherp moet zijn en het liefst ook nog scherper dan andere ‘bij’ objecten die te zien zijn. - Scherpstelpunten:
Op je camera bevinden zich scherpstelpunten die je zelf kan instellen. Bij mensen en dieren kies je altijd het punt dat het dichtst bij de ogen in de buurt komt. Onthoud bij mensen en dieren dat je áltijd scherpstelt op de ogen! Als je een zoomlens heb, kun je jezelf dit nog gemakkelijker leren door eerst in te zoomen op een oog, scherp te stellen tot het piepje, vervolgens uit te zoomen en klikken voor de foto. Wil je een foto maken van een kader waarin zich geen mensen/dieren bevinden, stel dan scherp op het onderwerp.
Voorbeelden:
(Zowel links als recht is mijn onderwerp de vrouw)
- Diafragma (bepaalt de hoeveelheid licht in de foto):
Het diafragma werkt net als een pupil in je oog: in het donker wordt hij groot en in het licht klein om de juiste hoeveelheid licht binnen te krijgen voor de regeling van het scherptedieptepunt in de foto. Dus hoe kleiner het diafragma (hogere f-waarde), hoe minder ligt er op de sensor valt, hoe meer de scherptediepte toeneemt. En andersom: hoe groter het diafragma (lagere f-waarde), hoe meer licht er op de sensor valt, hoe meer de scherptediepte afneemt. - Sluitertijd (hoe lang valt het licht op het object?):
Hoe kleiner het diafragma is, hoe minder licht op de sensor valt, hoe meer de sluitertijd toeneemt. Het licht moet namelijk van verder komen om de lens te bereiken en het licht moet zo langer op de sensor liggen om de foto voldoende te belichten. Om te beginnen is het handig je camera (canon) in te stellen op de Av modus, zo zoekt het diafragma automatisch de juiste sluitertijd erbij. - Iso-waarde (lichtgevoeligheid):
Een lage iso-waarde (50 of 100) zorgt voor een lange tijd voordat een foto gemaakt kan worden, dus met een hogere waarde (800,1600) gebeurt dit sneller. Om de juiste iso te bepalen moet je eerst naar je gekozen diafragma kijken. Heb je gekozen voor een hogere f-waarde met veel scherptediepte, dan is het verstandig een iets hogere iso te gebruiken, anders heb je een grote kans dat je beweging gaat zien.
Voorbeelden:
(Op alle foto’s wordt er gefocust op de middelste bloem: Eerste foto is overbelicht, tweede foto is bewogen, derde foto is veel scherptediepte te zien, vierde foto is weinig scherpte diepte te zien)
- Compositie:
Nu je de basis-theorie even gelezen hebt, kun je beginnen met de foto van je gewenste object maken. Dit doe je niet door ‘even een foto van het object’ te maken. Fotografie is niet simpelweg een foto van een ‘mens’ maken zodat een mens op de foto staat. Zorg ten eerste voor een goed perspectief en kijk dan vervolgens waar je het onderwerp op de foto neerzet. Simpelweg in het midden komt eigenlijk nooit mooi uit. Kies (vooral in het begin) voor het scherpstelpunt voor een afstand van 1/3 van de foto, als je écht zo snel geen mooie compositie ziet.
Succes! En onthoud: ‘Oefening baart kunst!’
~Deeserve it
Geef een reactie