Toch is het wel waar, helaas. Mijn hoofd draait overuren en mijn lichaam doet pijn. Mijn ogen willen niet open, maar het gaat vanzelf. In twee dagen staat heel mijn leven op de kop. Of eigenlijk: stil. Toch glinstert daar in de verte een zee van hoop. Mijn kans op genezing is namelijk groot. Ik zál dit hoe dan ook overwinnen.
Weer een apparaat dat begint te piepen. Nee, niet naast mijn bed, maar tegenover me. Waarom komt er niemand? Moet ik op een alarmknop drukken? Het gepiep houdt aan. Ik draai me om. Auw, een steek in mijn arm. Ik lig op het buisje dat ze in de holte van mijn elleboog hebben ingebracht. Ik draai me weer om en kijk recht in de felle lamp die mijn overbuurvrouw aan heeft gedrukt. Waarom? Het is al laat, ik wil slapen.
De kamerdeur staat wagenwijd open. Het ganglicht valt óók nog in de kamer. En om de minuut hoor ik voetstappen langskomen. Zouden de voetstappen hier naar binnen gaan? Wat willen ze nog meer van me hebben? Heb ik nog niet alles verteld? Of komt er nog een onderzoek? Nee, morgen pas weer zei de arts. Ik dwing mezelf te slapen. Ik hoor weer voetstappen, dit keer klinkt het meer als geslof.
Juiste afdeling
Mijn ogen zijn weer open. De vrouw tegenover me loopt voorbij de deur. Het eerste wat me opvalt, zijn haar ongelofelijk mooie gladde benen. Geen haartje te bekennen. Over haar kale hoofd draagt ze een mutsje. Met behulp van een rollator beweegt ze zich voort. Voor even losgemaakt van het infuus. Ik hoor de zuster nog tegen me zeggen: “Nu lig je op de juiste afdeling. De afdeling waar de artsen meer gespecialiseerd zijn”.
Het is alsof het nu pas tot me doordringt. “Wat? Gespecialiseerd? In kanker? De kankerafdeling? Waarom lig ik hier? Ik heb toch geen kanker?!” Het ging vlug. Veel te vlug. In mijn hoofd ben ik nog bij de fotoshoot van vanochtend, in Ede. Twee beste vriendinnen die elkaar al jaren badeendjes cadeau geven. Een apart, maar interessant symbool voor een vriendschap.
Dat wilde ik vastleggen en dat deed ik ook. Teruglopend naar de bus, voel ik hoe moe ik ben. Ik kan bijna niet verder lopen, alles doet zeer. Mijn handen voelen klam, mijn voorhoofd is nat, mijn rug is nat, net zoals de rest van mijn lichaam. Buiten adem kom ik bij het busstation aan. Nog 23 minuten wachten? Ik kom te laat voor de volgende shoot.
Spoedeisende hulp
Het bankje is nat van de regendruppels die eerder die ochtend uit de lucht met wolken vielen. Ik móet zitten. Ik leg de plastic tas – met mijn reflectieschermen erin – op de bank en rust mijn kont erop. Dan gaat mijn mobiel af. Of ik nu zo snel mogelijk naar de spoedeisende hulp kan komen?
Zonder er verder over na te denken, stap ik in de bus zodra die komt, zeg ik de volgende shoot af en pak ik op mijn kamer snel mijn spullen om direct door naar Rotterdam te reizen. Ik mag meteen mijn urine in een potje inleveren om vervolgens te gaan liggen zodat er zeven buisjes bloed afgenomen kunnen worden. Al snel vertelt een arts dat hij me wil opnemen in het ziekenhuis.
“Het is het beste voor een zo snel mogelijk onderzoek”, vertelt hij. Uit het echo-onderzoek en de bloedtest van een paar dagen geleden is duidelijk iets ernstigs naar boven komen drijven. Voordat ik het weet lig ik onder een CT-scan. En tijd om te beseffen wat er allemaal gaande is, heb ik niet. Ik heb al een paar maanden enorme buikpijn die doorschiet naar mijn rug en heupen, dat weet ik wel.
Het doelwit
En dat het niet aan mijn darmen ligt, dat weet ik nu ook. Ik krijg een bed aangewezen en in de avond wordt dit bed verplaatst naar de ‘juiste’ kamer. Als ik voor me kijk, word ik geconfronteerd met een kankerpatiënt. Naast me ligt een praatgrage bejaarde vrouw en schuin tegenover me gewoon een oude bejaarde vrouw. Ik haal op deze afdeling de gemiddelde leeftijd een flink stuk naar beneden met de 21 jaren dat ik tel.
De volgende ochtend mag ik nog een keer gaan liggen voor een echo van mijn hals. De radioloog tekent met zwarte permanente stift een kruis net boven mijn linker sleutelbeen. Het doelwit is gesignaleerd. Er zal een biopt van een lymfeklier uit worden gehaald. Een hele dag niks eten. Ik moet ‘nuchter’ blijven. Op de OK (Operatie Kamer) stellen alle artsen, chirurgen, assistenten en noem het maar op, zich weer netjes voor.
Blinde paniek verdwijnt langzaam uit mijn ogen zodra ik hoor dat ik onder narcose wordt gebracht en dus niet alleen een plaatselijke verdoving krijg. Een mondkapje zie ik voor mijn neus en mond verschijnen. “Je krijgt eerst een medicijn tegen misselijkheid”, geloof ik dat iemand zei. “En nu wordt de narcose toegediend.” Moest ik nou tellen? Of tellen zij? Ik weet het niet meer. Ik sluit mijn ogen… gesuis in mijn oren…
Hodgkin
“Je mag wakker worden, Deborah”, hoor ik iemand in een vaag universum zeggen. Mijn ogen vallen zachtjes open en ik zie een vaag gestalte voor me. Meteen sluit ik mijn ogen weer. Snel wakker worden is nooit mijn ding geweest. Ik lig nog zo’n klein uurtje in mijn bed in een rustruimte en dan word ik terug naar een kamer gebracht. Dit keer weer een andere kamer: een eenpersoonskamer. Erg fijn.
Ik zie mijn vriend en mijn moeder me opwachten. Ik wil huilen, zo blij ben ik om mijn vriend nu te zien, maar ik kan alleen maar een zachte blik van waardering geven. Terwijl ik eindelijk aan mijn eerste maaltijd van de dag – wat tevens mijn avondmaaltijd is – zit, komt de arts binnen. Hij kijkt ernstig. “Er is een diagnose gesteld. We zijn er vrijwel zeker van dat je Hodgkin hebt. Dat is een vorm van lymfeklierkanker.”
Ik kan niet beschrijven wat er op dat moment allemaal door mij heen ging. Veel. Te veel. Heel mijn wereld staat binnen twee dagen helemaal op zijn kop. De diagnose is later bevestigd. Maar de genezingskans is gelukkig enorm hoog: 90%, wel alleen met behulp van chemokuren. Oké, ik haal weer even adem. Ik ga niet dood. Ik zit dan misschien in stadium III-b, maar ik draag geen risicofactoren met me mee en ik ben een sterke jonge vrouw.
Feitje: De ziekte van Hodgkin (Hodgkin lymfoon) is een vorm van kanker in het lymfesysteem. Lymfeklieren bevinden zich door heel je lichaam en spelen een belangrijke rol in het afweersysteem. De lymfocyten (bepaald soort witte bloedcellen) delen zich bij deze ziekte kwaadaardig. Meer weten over deze vorm van lymfeklierkanker? Klik hier.
Ik zal genezen
Ik overleef dit, al staat mijn wereld voorlopig even stil en zal het absoluut heel moeilijk worden. Maar liever moeilijk, dan onmogelijk. En dit is mogelijk: ik kan genezen en ik zal genezen. Ik geloof hierin net als mijn lieve vriend, vrienden en familie om mij heen. Die mij overigens veel steun bieden. Ik besef hoeveel ik van hen houd en hoe dankbaar ik hen hiervoor ben.
Ook mijn geloof geeft mij nu veel liefde en hoop. Wetend dat er zoveel mensen om mij heen en daarbuiten voor mij bidden, dat geeft absoluut rust van binnen. Tussen de chemokuren door, heb ik gelukkig nog wel tijd om dingen te doen. Wel vanuit huis, gezien ik geen weerstand heb. Maar zo kan ik bijvoorbeeld nog wel veel doen voor school en dat is voor mij zeker een goede afleiding.
De laatste weken kon ik het mezelf echter niet opbrengen om vrolijk door te gaan met mijn blog alsof er niks aan de hand is. Dit alles is dus de reden waarom ik sinds vorige maand eigenlijk niks meer heb geplaatst. Ik ben me ervan bewust dat ik een positieve blog beheer waarbij ik veel post over gelukkig zijn en dingen waar mijn volgers inspiratie of motivatie vandaan kunnen halen.
Mijn blog en mijn situatie
Ik voelde me even niet de juiste persoon om deze gedachte te kunnen verkondigen. Daarvoor zou ik jullie eerst moeten vertellen in welke situatie ik me werkelijk bevind. Dat heb ik bij deze nu wel gedaan, op mijn manier en op mijn tempo. Ik zal mijn blog echt nog niet opgeven. Dat gun ik het kwade niet. Mijn blog betekent veel voor me en daar zal ik zeker mee doorgaan, al zal het de komende tijd wel op een lager pitje komen te staan.
De laatste weken heb ik misschien geen blog gepost, maar dat betekent niet dat ik helemaal niets heb geschreven. Ik heb heel veel geschreven. Héééél veel. Allemaal over mijn situatie en wat ik erbij denk en voel. Maar dit doe ik voor mezelf, om het allemaal te kunnen beseffen en uiteindelijk te kunnen verwerken. Ik zal dit niet delen. Ik zal de komende tijd dan ook niet veel vertellen op mijn blog over de kanker in me.
Dit doe ik niet, omdat ik hier verder niet te veel aandacht aan wil geven, zeker niet op mijn blog. Het is al moeilijk genoeg eerlijk tegen mezelf te zijn. Heel af en toe zal ik laten weten hoe het met me gaat en de nadruk leggen op verbeteringen, hoop en genezing. Ik probeer hiernaast vanaf nu weer positieve blogberichten te schrijven. Dit vind ik het leukste en daar haal ik zelf ook meer energie uit. En ik hoop jullie ook! 🙂
Dus mijn lieve volgers,
Onthoud: ik ga niet dood en ik ben niet zielig. Ik ben alleen ziek voor minstens de komende acht maanden (minstens tot en met eind oktober dus). Ik blijf bloggen, maar niet veel over mijn ziekte (lymfeklierkanker). Ik zit niet te wachten op medelijden, alleen op positieve steun. Er mogen vragen worden gesteld, maar ik beloof niet dat ik ze zal beantwoorden.
Vanuit huis ga ik verder met schrijven, bloggen, (in hoeverre mogelijk) fotografie én school. Daarbij komt een hoop slapen en Netflix, denk ik zo. Het digitale tijdperk zorgt voor zoveel mogelijkheden om de tijd die ik wél heb ook écht te kunnen benutten! 🙂 Ik kan nu oprecht zeggen dat ik positief tegenover al mijn komende dagbehandelingen sta.
Ja, een keer in de twee weken moet ik naar het ziekenhuis en zal ik me terugtrekken van de buitenwereld. Maar voor de rest blijf ik gewoon Dee. Niemand meer én niemand minder.
De foto’s hierboven maakte ik het weekend nadat ik de diagnose had gehoord. Mijn vriend bracht me nog even naar de Posbank, Veluwe om even tussen alle hectiek door simpel te genieten van de natuur.
Liefs,
Geef een reactie